Mama’s en papa’s in spe die nog op zoek zijn naar een originele voornaam voor hun toekomstig zoontje kunnen best eens grasduinen in het rijke assortiment van STVV-spelers. Een korte bloemlezing: Taiga, Visar, Illyès, Ryotaro, Abdoulaye, Shogo, Rihito, Keisuke en als toetje Ilias, de voornaam van linkervleugelspeler Sebaoui.

“Is dat een religieuze en spirituele naam, echt waar?”, vraagt de Antwerpse Marokkaan verbaasd. “Eerlijk? Dat wist ik niet. Maar dat die voornaam kracht en geloof uitstraalt, tja, daar kan ik me in vinden. Ik zie mezelf als een vrolijke, leuke jongen.”

Voor wie het nog niet zou weten: Ilias Sebaoui is van Marokkaanse origine. ”Ik ben al de derde generatie”, vertelt hij in perfect Nederlands. “Mijn opa vestigde zich hier jaren geleden. Mijn grootouders waren het eerste Marokkaanse gezin in Kontich. Welk beroep opa uitoefende, weet ik niet. Maar hij is nu een zeventiger en werkt nog veel in de tuin. Mijn papa werkte lang in een fabriek en in de horeca. Ik heb nog een jongere zus van vijftien en zij kan echt ferm ‘sjotten’. En dat zeg ik niet omdat ze mijn zus is hoor.”

Als jongetje met Marokkaanse roots groeide je op in het Antwerpse. Hoe was dat?

“Het Nederlands kreeg ik met de paplepel binnen. Maar toen ik een jaar of vijf, zes was, volgde ik elk weekend Marokkaanse bijles. Samen met een vijftiental leeftijdgenoten leerde ik daar Berbers spreken. Pas op, zowel mijn grootouders als mijn ouders spraken perfect Nederlands, maar ze vonden het belangrijk dat ik ook hun moedertaal sprak.”


“Ik herinner me mijn jonge jaren op het Kiel, de thuisbasis van Beerschot, nog levendig. We woonden daar toen ik zeven, acht jaar was. Daar speelde ik pleintjesvoetbal, maar niet alleen met Marokkanen hé, ook met Vlamingen.”


En plots droomde je ervan om profvoetballer te worden?

“Jawel. Maar die droom kwam er niet zomaar. Ik was geen topstudent, maar wel handig. Daarom volgde ik een opleiding tot lasser. Moeilijk, maar uiteindelijk haalde ik wel mijn diploma. Toen ik hoorde over het beroep van onderwaterlasser, dacht ik: waarom niet? Natuurlijk waren daar risico’s aan verbonden. Maar ik wilde het toch eens proberen. In volle zee, op een platform, dat sprak me wel aan. En het werd héél goed betaald. Maar nét op dat ogenblik kreeg ik een kans bij Beerschot.”

Ook internationaal trok je de aandacht: je koos voor de nationale ploeg van Marokko. 

“Als tiener werd ik opgeroepen voor zowel de Belgische als de Marokkaanse nationale jeugdploeg. Dat was een heel moeilijke keuze. Mijn hoofd zei België, maar mijn hart koos Marokko. Ik heb dat ook uitgelegd aan de Belgische coach. Ik voelde me sterk verbonden met Marokko. En als je het daar waarmaakt, behandelen ze je als een koning. Kijk maar naar de reacties op de successen van Marokko op het laatste WK. Of vraag het maar eens aan mijn jeugdvriend, Ismaël Saibari van PSV Eindhoven.”


Keer je nog vaak terug naar Marokko?

“Elke zomer. Ik ben onlangs nog in Marrakesh geweest. Niet als toerist, maar gewoon om even los te komen van dat voetbal. Maar mijn familie komt uit Nador, een stadje in de bergen. Ik wil daar vaker naartoe, want ik heb er nog ooms, tantes, neefjes en nichtjes.”


Speelt geloof een belangrijke rol in je leven?

“Zeker weten. Dat geloof komt bij mij op de eerste plaats. Ik ben moslim en bid vijf keer per dag. Niet ’s nachts, zoals heel wat anderen. Maar twee keer ’s morgens als ik wakker word, één keer na mijn middagdutje en twee keer ’s avonds. Elk gebed duurt zo’n vijf, zes minuten. Op vrijdag probeer ik altijd naar de moskee in Antwerpen te gaan. Al heb ik gehoord dat er in Sint-Truiden ook eentje is. Daar moet ik eens langs lopen.”


En het eten?

“Af en toe eet ik wel eens een biefstuk met frieten. Maar ik eet toch zoveel mogelijk wat mama voor me klaarmaakt. Ze maakt regelmatig pakketjes eten en die zet ik dan thuis in de koelkast. En als ik tijd heb, ga ik graag eens uit eten. Pasta is top, maar geef me zeker ook maar tajine met rijst en kip. Samen met Japhet Muanza van Patro Eisden denk ik erover om een privé-kok in dienst te nemen.”

Hoe zit het met alcohol?

“Dat komt mijn leven niet binnen. Ik heb nog nooit één druppel alcohol gedronken. En ik ben ook niet van plan om dat te doen. Dat zegt me niets.”

Heb je een vriendin?

“Momenteel niet. Toen ik 19 was, had ik wel een tijdje een relatie. Zij was half Belgisch, half Spaans. Maar nu ben ik single. Het zou wel fantastisch zijn om iemand te leren kennen die knap is, goed verdient én lekker kan koken.” (lacht)

Waarmee vul je je vrije tijd?

“Vervelen doe ik me niet. Na de training doe ik een middagdutje. Daarna speel ik wat PlayStation of scroll ik op mijn gsm. Soms ga ik padellen, karten of bowlen. Ik heb ooit acht strikes gegooid in één spel!”

Je verveelt je dus niet in het rustige, kleine stadje Sint-Truiden?

“Niet echt. Toen ik bij Feyenoord zat, was dat natuurlijk even anders. Ik woonde in een appartement in Rotterdam-Zuid, schuin tegenover de Kuip. Daar waren veel winkeltjes en restaurants in de buurt. Het was daar héél leuk wonen. De mensen zijn daar heel open, heel direct. Maar ik werd ook uitgeleend aan Dordrecht – waar ik de play-offs heb gehaald – en later aan Heerenveen. Daar, boven in Friesland, ging het er nog een stuk rustiger aan toe dan hier in Sint-Truiden.”

Wie is je favoriete speler?

“Cristiano Ronaldo. Die stopt pas als hij duizend keer gescoord heeft, denk ik.”

En tot slot, wat als Antwerp morgen belt?

“Nooit van mijn leven. Als Beerschot-man is dat echt ondenkbaar. Antwerp heeft ooit interesse gehad, maar de rivaliteit tussen de twee clubs is gigantisch. Ik heb één derby meegemaakt. We verloren met 2-1, maar ik werd ‘man van de match’. Dat was mijn beste match ooit en daar bewaar ik een mooie herinnering aan. Natuurlijk wil ik dat hier bij STVV nog eens overdoen ... en dan liefst wel winnen.” (lacht)